De man remde wat af, leunde naar mij toe en riep: ‘Goed bezig!’
Ik stond in een halve spagaat met in mijn linkerhand een vuilniszak en met in de andere een afvalgrijper een plastic zakje uit het riet te trekken. De eenden aan de andere oever leek het een beetje te hinderen, terwijl ik het toch vooral voor hen deed.
Ik keerde me naar de man. Hij glimlachte breed, zijn handen stonden op ontvangst, maar iets anders dan stotteren: ‘o, dank je wel’ lukte me niet. Dat hinderde me weer in zoverre, dat ik besefte dat dat steeds gebeurt.
‘Goed bezig’, wordt wel vaker toegeroepen bij het vrijwillig afval opruimen, maar een snedige opmerking met enige eloquentie als antwoord lukt nooit. Nee, enkel ongearticuleerd gemurmel. Vriendelijke ogen blijven hopeloos leeg.
Ook nu taande de glimlach weer snel en met een knik vertrok de lovende man.
‘Van afval word je kennelijk een beetje dom en ongezellig’, dacht hij nog, zo vulde ik voor hem in.
De eenden waren in ieder geval blij dat ik weer mijmerend verder liep, zodat ze hun vertrouwde plekje konden innemen.